De wind is weg, vertrokken. Geen blad beweegt. De wolken en de regen zijn gebleven.
Waar is de wind heen, zou een kind vragen.
Die heeft zichzelf weggewaaid, zou een slimme volwassene antwoorden, naar huis, naar het Windenhuis. Daar wonen ze allemaal bij elkaar; ze slapen en rusten een poosje en gaan dan weer stuiven en wervelen. Bries en Waai en Vlaag en Ruk. En al die anderen. Aannemende en vallende, sterke en zwakke.
Het kind zou ademloos luisteren en het zich voorstellen, want ja, natuurlijk, ook winden hebben een huis, zeker als ze klein zijn, een klein beetje wind. Dan hebben ze beschutting nodig. Toch?
Reactie plaatsen
Reacties