Gisteren was ik op stap met mijn twee dochters. Eerst lunchen in Amsterdam, trammen naar het Stedelijk Museum, verloren lopen tussen de kunst. Je wordt er gedwongen te kiezen, kijken of doorlopen, eerst 1950 - 1980 of 1980-heden. Mooi of lelijk, interessant of saai, decoratief of inhoudelijk. Ze zouden alle bordjes moeten weghalen en iedereen vrij laten en die audiotour moeten verbieden (links ziet u, hij bedoelt dat, haar compositie is … ). Verplichte wegen van kijken, niks vrij, niks John Berger ( Ways of seeing ). Dat probeerden wij wel, vertelden elkaar wat we zagen, wat we vonden. In elk geval dat het een rommelig museum is (vonden zij), dat de Beeldentuin in de hal een aanfluiting is (vond ik). Het was er druk, veel mensen op zoek naar inspiratie. We wandelden naar het Vondelpark. Rondje gemaakt tussen de kale bomen en ik vertelde dat ik er regelmatig geweest ben met mijn cursisten Tuinontwerp. Analyses maken, de problemen van de veengrond bestuderen, van de keuze tussen de stijl van het historisch ontwerp (scherpe waterranden) en de huidige voorkeur voor natuur en ecologie (natuurrijke waterranden). Tot de zon daalde en alles roodoranje verkleurde. Dan taart en thee bij Keyzer naast het Concertgebouw, praten over het museumbezoek (dat al verleden aan het worden was). Trammen door de stad (rechtstaand, wat me aan mijn jeugd in Antwerpen deed denken, Tram 7) en weer naar huis gereden. De foto blijft als zoete herinnering.