Het was hem opgevallen dat wanneer hij ergens was, in een bos, een akkerrand, bij het voetveer of op een parkeerplaats, dat moment alleen kon bestaan wanneer hij een vogelgeluid hoorde. Dat de dingen wel gegeven waren, maar zonder verband. Plots, door dat geluid - een gefluit, een gezang of gekrijs, ge-oehoe of pioew- was er een hiërarchie in de wereld, met rangordes en grenzen, waaruit niet te ontsnappen viel. Het waren de kraai, de buizerd, de scholekster of de meeuw die hem bewust maken van de momenten die zijn herinnering vormden en een soort eeuwigheid in zich droegen.
De aanwezigheid van vogels
« Zonnebloem Lopend meisje »
Reactie plaatsen
Reacties