Hij is rietsnijder. Een simpel woord, dat zegt wat het is, wat hij doet. Hij snijdt het riet. Wanneer iemand op een feestje aan hem vraagt, Wat doe je?, dan zegt hij het. Ik snij het riet, alsof het een opdracht is, een taak die iemand moet vervullen, zoals Jezus een taak op zich nam, denkt hij soms, zo ben ik rietsnijder.
Hij snijdt het riet omdat mensen riet nodig hebben. Hij snijdt het omdat het water anders dichtgroeit. Taken in het leven.
Is het leuk werk, vragen ze.
Ik ben ook batikkunstenaar, antwoordt hij vervolgens, en kijkt ze aan, de man of de vrouw die hem vragen stelt, of ze het begrijpen.
Het wekt hun bewondering, dat hij batikkunstenaar is. Het straalt af op het rietsnijden.
Het zijn twee ambachten, zegt hij vervolgens, om het gesprek te sturen, die richting uit, zodat de anderen dat niet doen door een verkeerde vraag te stellen, zoals welke van de twee hij het leukste vindt.
Ik vind ze allebei leuk, zantwoordt hij dan, en steeds, na al die jaren, hoort hij dat het woord niet bij hem past, dat hij het zich heeft aangeleerd om het te gebruiken. Het klinkt uit zijn mond alsof zijn lichaam het afstoot, leuk, hij gooit het wek, als een implantaat, wat niemand opmerkt, alleen hij.
Het doen, legt hij vervolgens uit, het gaat om het doen, met mijn handen, lijfelijk, en met mijn hoofd erbij, de kennis, het weten, die combinatie, fysiek en mentaal.
Ook bij het rietsnijden, vragen ze dan.
Juist bij het rietsnijden, antwoordt hij.
Reactie plaatsen
Reacties